top of page
fogg-page-not-found (1).png

​

Dit verhaal werd gepubliceerd op DeOptimist.net, ondersteund door een prachtige illustratie van Coen Vosveld

​

​

Die dag ontbonden ze hem op kantoor met de vraag of hij zijn weerkaarten wilde meenemen.

​

Bij het ontvangen van die oproep, haastte de weerman zich naar zijn bureau en rookte een sigaar die weleens zijn laatste kon zijn. Tussen twee tabakswolken door belde hij naar zijn vrouw om haar nogmaals zijn liefde te betuigen, en hij liet haar beloven diezelfde liefde aan hun dochter over te maken wanneer ze van school terugkwam. Zijn vrouw rook onraad en vroeg wat er scheelde, of het zover was, maar de weerman wilde niets lossen zodat hij haar niet onnodig bekommerd maakte, en vertelde haar dat er geen enkele reden voor de liefdesverklaring was. Aan de andere kant van de lijn klonk een stilte die zijn leugens veroordeelde, maar nog steeds respectvol was omdat je maar nooit wist wat er ging gebeuren. De weerman wilde het afscheid niet te pijnlijk maken, herhaalde daarom zijn liefdesbetuigingen en nam afscheid. Vervolgens rookte hij rustig verder.

​

In andere landen riepen bazen je naar het kantoor voor diverse redenen, durfden ze hun persoonlijke ruimte zelfs door werknemers te laten betreden voor pietlulligheden als het wateren van hun plant of het in orde maken van simpel papierwerk. In dit land ging het anders. Kantoren waren troonzalen waar je als gewone sterveling alleen binnen geraakte als inbreker. Complimenten, verhoogde vergoedingen en promoties, daarvoor diende zo’n appel in het kantoor niet. Dat regelden de bazen buiten het werk, op de partijcongressen, partijballen, partijmarsen, en eender welke andere soort van bijeenroeping die de Partij organiseerde. Hoe zwaarder de handen doorwogen die je tijdens de evenementen schudde, hoe groter de ogen op je bestaan werden en hoe breder de schouders raakten die meer verantwoordelijkheden van het bedrijf moesten dragen. Wie zichzelf hoger wilde hijsen, moest in alle extase de glorie van de Natie, de Partij en de Leider proclameren tot de stem zo schor raakte dat de politie je in verdenking stelde van een revolutionaire stilte. In andere landen verdiende je je hemel door één keer per week een paar uur op slechte banken te zitten, liedjes zingend en om vergiffenis vragend voor zonden die niemand als zonden beschouwde, maar hier, in dit land, moest je elke dag zakdoeken vol huilen om het geluk onder het bewind van de Leider te mogen wonen terwijl je er niet eens een paar sneetjes brood van kon kopen.

​

De sigaar in zijn handen was op zich al een grote luxe, en hij kon het zich alleen veroorloven omdat hij nu eenmaal de weerman was. Niet een tweederangs figuur van op een lokale zender die kon uitkramen wat hij wilde omdat zijn kijkers enkel bestonden uit bejaarden die toch nooit buitenkwamen, maar de enige weerman van de staatszender, die ongeveer het hele land te zien kreeg om klokslag zeven uur ’s avonds. Zijn verschijning zorgde voor een opflakkering van aandacht tussen het patriottische journaal van zes uur en de traditionele oorlogsfilm over de heldendaden van overleden landgenoten rond kwart na zeven. Van de meest kreupele boer tot de hooggeplaatste officier, iedereen lette op wanneer de weerman zijn uitleg deed over hoge- en lagedrukgebieden zodat ze wisten wat ze morgen konden verwachten van de natuur. Traditiegetrouw lagen de drukte momenten voor telefonisten dan ook tussen zeven en half acht, aangezien iedereen die zijn of haar plannen in het water zag vallen door het weer alle kameraden op de hoogte moest brengen.

​

Niet zonder trots lagen op zijn bureautje op de tweede verdieping verschillende brieven van fans verzameld die hem allemaal bedankten voor zijn warme programma, hem prezen voor het goeie weer en hem vergaven als het in het weekend wat minder was geweest. Blij met zulke complimenten was hij altijd, maar wat was het allemaal waard nu hij op kantoor moest komen? Zelfs als hij alle dozen met fanmail het kantoor insleurde, zou het effect ervan miniem zijn. De beslissing was nu eenmaal al genomen, anders kreeg hij wel een uitnodiging voor één of ander partijcongres waar ze hem even apart namen en polsten naar zijn mening of visie omtrent hun zaak. Straks zou hij enkel binnenwandelen, het nieuws krijgen, en daarna restte hem de keuze hoe hij ermee omging. Meer niet. Een afscheidssigaar zouden ze hem niet eens gunnen. Daarom rookte hij hem hier al op.

​

De klok die naast het portret van de Leider hing, gaf aan dat de tijd drong en hij maar best opschoot als hij niet te laat wilde komen bij zijn eigen ontslag – hoewel hij liever naar huis ging om zich de preek van de directeur te besparen en nog enkele pintjes wilde drinken vooraleer de geheime dienst hem aan de voordeur arresteerde. Rustig raapte hij enkele weerkaarten van de voorbije dagen bijeen, legde ze op een ordelijke stapel en greep ze met beide handen beet. Het exemplaar dat hij vanavond wilde gebruiken – als ze hem de uitzending tenminste nog toestonden – legde hij helemaal vanboven om zo min mogelijk tijd te verliezen wanneer de directeur zou vragen hoe het eruit zag vandaag, een standaardbelangstelling die hij altijd voorlegde wanneer de paden van de twee kruisten. Toen hij alles had, zegde hij zijn bureau adieu en stapte de gang in.

​

Kloppen was niet nodig want voor de deur van het kantoor stonden drie mannen waaronder zijn baas rustig te praten, terwijl ze af en toe hard lachten om een opmerking die één van hen maakte over het uiterlijk van een ander. Ze zwegen abrupt toen ze de weerman zagen aankomen en nodigden hem uit mee te komen naar het kantoor en zich er te zetten. De weerman legde zijn weerkaarten op het bureau en ging zitten op een stoel terwijl hij de twee andere aanwezige mannen in zich opnam. Het waren onbekenden in zijn ogen, mannen die in alle sectoren zouden thuis zijn en alleen al met hun uiterlijk duidelijk maakten dat ze nergens in uitblonken. Hun snorren moesten hun kleurloze persoonlijkheid verdoezelen, samen met hun afstervende zelfvertrouwen dat enkel nog kon steunen op de opgespelde lintjes die alleen de meest loyale partijlijden kregen. Ze werden door het ministerie enkel afgevaardigd op gesprekken als deze om intimidatie uit te stralen en ervoor te zorgen dat opgeroepen personen als de weerman zich niets in het hoofd haalden. In een kantoor lagen een hoop puntige voorwerpen: potloden, pennen, meetlatten, scharen… en iemand die onder vier ogen zijn job – en bijgevolg zijn hele leven – verloor, durfde het noodlot al eens uit te dagen wanneer de mogelijkheden uitgebreid en het aantal getuigen gering waren.

​

‘En?’, vroeg de directeur aan de weerman. ‘Hoe ziet het eruit voor vandaag?’

​

Zoals verwacht, haalde de weerman de eerste weerkaart van de stapel, legde hem voor aan de drie heren en legde alles tot in de puntjes uit terwijl zij deden alsof ze luisterden. Uit respect voor zijn vakkennis lieten ze hem uitpraten vooraleer de directeur naar achter leunde en zijn mond tussen zijn handen begroef.

​

‘We hebben een probleem’, zei hij kort.

​

De weerman had het moment geanticipeerd en deed alsof hij schrok van de strenge toon die de directeur plots hanteerde. Hij liet de weerkaarten voor wat ze waren en wachtte tot de directeur verder ging met zijn uitleg, ondertussen instuderend op welke manier hij zijn verbazing zou verwoorden.

​

‘Bekijk die weerkaarten nu eens’, zei de directeur. ‘Zie je niet wat er aan scheelt?’

​

Veel wist de weerman niet uit te brengen bij die vraag. Hij had nog maar net tot in de kleinste puntjes uitgelegd hoe het weer er voor vandaag uitzag en ze vroegen hem al een probleem aan te duiden dat er in zijn ogen niet was, buiten dat het een stuk slechter was dan de vooruitzichten een paar dagen geleden hadden aangegeven. Hij wist dat de bedenktijd liep en er voor zij die nadachten weinig roem restte wanneer ze al hun tijd gebruikten om een antwoord bijeen te stotteren, waardoor hij de keel schraapte, nog eens snel alle weerkundige cijfers overliep en vervolgens zei: ‘Misschien is het allemaal een beetje onoverzichte–’

​

‘Nee nee nee.’ De directeur schoof zijn stoel dichter bij het bureau en legde zijn vinger op de uiterste hoek van het land in het oosten. ‘Kijk, hier bijvoorbeeld gaat het zo hard gieten dat je zelfs geen honden erdoor kunt jagen, maar als je dan hier kijkt–’ Hij verplaatste zijn vinger naar het meest westelijke punt. ‘– baden ze weer in het zonnetje, alsof het de kust van Spanje is.’

​

‘Ons land is dan ook heel groot’, zei de weerman, waarna hij eraan toevoegde: ‘Dankzij onze Leider.’

​

‘Ja ja, dat wel, maar u ziet toch wat voor belediging het is van alles waar we voor staan?’

​

‘Hoezo?’

​

De drie mannen lachten om de naïeve opmerking en alsof het kleuterleiders waren die hun pupil moesten uitleggen waarom mensen hun broek niet aftrokken om kleurpotloden in hun gat te steken, bekeken ze hem met een laatdunkendheid die de weerman onmiddellijk deed realiseren waarop ze doelden.

​

‘Komaan, meneer de weerman, denk eens na!’ De directeur schoof hem de weerkaart nog eens onder de neus. ‘De grondslag van ons Communistische systeem is simpel: elke mens gelijk. Dan kunnen we bij het volk toch niet afkomen met weerberichten waar het hier regent, terwijl het daar de cote d’azur is?’

​

‘Maar…’ De vijftien jaren aan expertise wilden protesteren, maar hij zag de twee mannen van de partij al nerveus worden omdat ze het woord in hun lijn van werk quasi nooit te horen kregen. ‘Maar dat is het weer.’

​

‘En u bent de weerman, de man die voor het weer zorgt.’ De directeur knikte met een grijns naar één van de mannen naast zich, waarop die een dossier vanonder zijn stoel toverde en het aan de weerman overhandigde. ‘De Partij heeft de beslissing op het congres van vorige week genomen. Ze willen het weer voor iedereen gelijk maken. En onmogelijk is het niet: de Amerikanen doen het ook. Of vind je het vreemd dat het nooit regent tijdens de finale van de Super Bowl?’

​

De weerman bladerde door het dossier en zei: ‘Jullie willen een weer dat heel het jaar hetzelfde is voor iedereen?’

​

‘Inderdaad, geen hoogtes en laagtes meer.’

​

‘Maar hoe zit het dan met de winter?’

​

‘Zorgt alleen voor problemen op de weg.’

​

‘En de zomer?’

​

‘Slecht voor de economie. Met zo’n warmte is niemand productief.’

​

De weerman liet de woorden binnensijpelen als een regen die neerdwarrelt nadat je net de liefde van je leven ziet begraven worden in de zompige grond. Al wilde hij haar niet loslaten en zeker niet afgeven aan de insecten die onder de oppervlakte krioelden, de kist openbreken kon hij niet zolang er mensen op stonden te kijken. De niet eens door een roos vergezelde kist daalde langzaam het gat in, tot zelfs de plassen die zich op de bovenkant gevormd hadden uit het zicht verdwenen. Daarna begonnen twee overheidsmannen met het scheppen van zand zodat het gat langzaam aan gevuld raakte.

​

‘Kan u zich vinden in de nieuwe plannen?’

​

‘Neen’, zei de weerman. ‘Ik vind het één van de meest belachelijke dingen die ik ooit heb gehoord. Het is gewoon een schande dat jullie het zelfs durven voorstellen terwijl jullie goed genoeg weten dat het ons hele ecosysteem zal doen crashen, alleen maar om de natuur in lijn te brengen met ons communistisch systeem. Als je hiermee doorgaat, breng je alles om zeep en mogen we van geluk spreken als er binnen vijf jaar nog iets groeit in onze grond. Maar ik weet ook dat als ik niet akkoord ga, ik m’n job verlies of jullie m’n familie bedreigen – mensen die jullie ongetwijfeld al enkele dagen in de gaten houden want anders weet ik niet wat er in de map zit die u daar vasthoudt – dus ja, ik kan me zeker vinden in de nieuwe plannen.’

​

‘Blij om dat te horen’, zei de directeur. ‘Maar helaas verliest u uw job sowieso. Als het weer altijd hetzelfde blijft, zou het dom zijn om u dat elke avond te laten vertellen.’

​

De weerman had zich al neergelegd bij de ethische concessies die hij moest maken als hij zijn job wilde behouden, maar dat het onderdrukken van zijn bezwaren zelfs niets uithaalde, maakte hem plots beroerd. Wie geen werk had en er ook geen vond, moest naar één van de bekende blokken verhuizen waar je een kamertje van drie op drie kreeg toegewezen en had enkel recht op eten waarvoor je uren in de rij moest staan en dat niets smakelijk had. En wat met zijn dochter? Zij was nog maar net met haar vioolstudies begonnen en genoot er met volle teugen van, zoveel dat ze erop stond elke vrijdagavond haar kunsten te tonen als er gasten langskwamen om te dineren. Hoewel de school elke leerling gratis van een viool voorzag, waren het vooral oude modellen wier snaren het bijna onmogelijk maakten om zuiver te spelen en had de weerman een spiksplinternieuw exemplaar op krediet gekocht bij de bekendste muziekzaak van de stad – een aankoop die hij normaal gezien pas binnen een jaar of drie volledig kon afronden.

​

‘Zijn er geen andere mogelijkheden?’, vroeg de weerman.

​

‘Helaas, meneer de weerman.’ De directeur vroeg hem het dossier terug en borg het veilig op. ‘U weet hoe dat gaat als er een beslissing is genomen. Het groepsbelang gaat boven uw eigen belang.’

​

‘Ik bedoel andere mogelijkheden voor het nationaliseren van het weer, meneer de directeur.’

​

Eén van de twee overheidsmannen leek wel wakker te schrikken en vroeg: ‘Op welke manier?’

​

‘Wat als we mensen gewoon laten geloven dat het weer genationaliseerd is? Dan hoeft ons ecosysteem niet kapot te gaan.’ De weerman zag dat de drie mannen niet snapten waarop hij doelde en vervolgde daarom: ‘Ik maak gewoon elke dag verschillende weerberichten en in de gebieden waar het regent, zenden we het weerbericht uit dat het in het hele land regent, en waar de zon schij–’

​

‘Beweert u nu dat u een betere oplossing heeft dan de Leider en zijn ministers?’, zei de overheidsman.

​

‘Neen’, zei de weerman. ‘Ik wi–’

​

‘Goed’, zei de overheidsman. ‘Het is namelijk geen slecht idee en in dat geval willen we het altijd voorleggen aan de partijleiding.’

​

De twee overheidsmannen stonden recht en staken tegelijkertijd hun hand uit zodat de weerman niet wist welke eerst te schudden, zeker omdat het antwoord hem niet verzekerde van een behouden toekomst. Door een hoofdbeweging van de directeur ging hij toch overstag en hij schudde hen beiden de hand terwijl hij zijn steunbetuigingen aan het regime overbracht. Nog geen minuut later waren ze het kantoor al uitgelopen en leunde de directeur achterover om eens diep te zuchten.

​

‘Jongens, jongens toch. Nu gaan ze hier volgende week weer staan. Ik ga godverdomme blij zijn als het eindelijk gedaan is.’

​

‘Wat bedoelt u? Zijn ze hier al eens geweest?’

​

‘Vorige week ja’, zei de directeur. ‘Ze wilden eerst de weerdienst opdoeken zodat het patriottisch journaal langer kon duren, dus heb ik ze maar het idee aangepraat om het weer te nationaliseren zodat het op zichzelf patriottisch is.’

​

‘Het was uw idee?!’

​

‘Wat moest ik anders doen?’, zei de directeur. ‘In dit systeem moet je aan jezelf denken, jongen. Anders is het voor ons allemaal gedaan.’

​

bottom of page