top of page
Nachthandel_edited.jpg

​

Poppy was tien jaar toen het ongeval gebeurde. Zijn ouders hadden samen met vrienden een speedboot gehuurd en scheurden gillend van plezier op de zee terwijl ze champagne dronken. Poppy had nog maar net zijn zwembrevet voor 75 meter gehaald en stond met knikkende knieën achteraan, zijn ouders smekend om terug naar de jachthaven te varen. De kapitein vloog recht op een uitdijende golf en Poppy werd door de klap van boord gegooid. Hij belandde net achter de boot, de schroef ging recht door zijn pols.

​

Toen hij bijkwam, was hij weer op de boot. Ze vaarden nog sneller dan voor de klap. Poppy zag zijn eigen hand naast zich liggen. Iedereen schreeuwde en maakte ruzie. Poppy’s moeder zat neer en huilde. In de haven gooiden ze hem in een auto richting het ziekenhuis. Daar ontfermde een dokter zich over hem, zij overlegde met haar collega’s in een taal die Poppy niet begreep en vertelde de jongen uiteindelijk: “We gaan je hand niet meer kunnen redden, ik kan alleen het bloeden stoppen en je stomp dichtnaaien.”

​

De dokter deed wat ze beloofde. Na de operatie keek Poppy in de spiegel en zag hoe zielig hij er nu uitzag, bijna als een halve pinguïn. Een verpleegster kwam sorry zeggen, dat ze niets anders konden doen, zijn hand was niet in ijs gelegd en het had te lang geduurd voordat hij in het ziekenhuis was. Poppy zei dat het niet erg was, maar wilde weten of hij zijn hand mee naar huis mocht nemen. De verpleegster vulde een emmer met ijs en stak het bleke, verrimpelde stuk vlees erin. Ze gaf hem een kus op zijn voorhoofd.

​

De vakantie was afgelopen. In de auto zei niemand een woord, alleen tijdens een sanitaire stop hoorde Poppy zijn ouders ruzie maken terwijl ze de auto vol tankten. Poppy rende dan meteen naar de winkel en vroeg een bediende voor een lading ijs, zodat hij het intussen gesmolten gedeelte kon vervangen. Thuis stak hij zijn hand in de diepvriezer, tussen de erwten en spinazie. Zijn ouders vonden het allesbehalve leuk, maar Poppy wist dat ze niets zouden durven zeggen.

​

‘s Nachts lag Poppy wakker door de pijn. Hij probeerde zich op iets anders te concentreren en voelde dat er nog een melktand los zat en binnenkort zou uitvallen. Dat moest hij goed in de gaten houden, want dan kon hij hem onder zijn kussen liggen zodat de tandenfee hem ervoor zou betalen. Het zette hem aan het denken. Hij had zo’n dertig melktanden en voor elk exemplaar kreeg hij ongeveer drie of vier euro. En elk kind verloor ze, er moesten er in dit land alleen al miljoenen uitvallen. Dus, dacht Poppy, wat zou de fee dan voor een hand geven?

​

Hij sloop naar beneden en opende het vriesvak. Zijn hand zag er steeds slechter uit, neigend naar een zwarte klauw. Hij nam hem mee naar zijn slaapkamer en legde hem onder zijn kussen. Naarmate het ijs smolt, verspreidde de hand een stinkende geur en voelde Poppy een smerige, vochtige brij onder zijn nek stromen. Lastig vond hij het niet, eerder handig, want nu zou hij zeker de hele nacht wakker blijven.

​

Tegen drie uur ‘s nachts hoorde hij gestommel en verscheen er licht boven hem. Poppy keek op en zag een engelachtige figuur met lang haar en vleugels, ze had geen staf, maar droeg wel een amulet. Tussen haar vingers zat het afgehakte hand, dat ze nu nauwkeurig inspecteerde.

​

“Geen perfecte staat”, zei de fee. “Maar al bij al niet slecht, hier kan ik wat mee aanvangen.”

​

“Je bestaat echt!”, zei Poppy. “Ik heb je nooit gezien als ik mijn tand klaar legde.”

​

“Een onnozele tand is ook mijn tijd niet waard, ik neem ze en laat je een fooi na, meer komt er niet bij kijken. Maar dit -” Ze rook aan een van de vingers en maakte een voldaan geluidje alsof ze net in een sterrenrestaurant een hap at. “Dit is van een ander niveau, vertel jochie, hoeveel wil je ervoor?”

​

“Dat weet ik niet.”

​

“Ja, niet gek, je bent tien jaar, geld heeft nog geen waarde voor je. Ik zou je gemakkelijk kunnen afzetten, maar zo ben ik niet. Ik speel het spel eerlijk. Wat denk je van vijfduizend euro? Daar kan je al eens een Playstation mee kopen, nee?”

​

Poppy ging akkoord en kreeg het geld meteen in een enveloppe toegestoken van de tandenfee, die bekende dat ze eigenlijk een gewone fee was en de bijnaam had gekregen omdat mensen quasi uitsluitend tanden wilden verkopen.

​

“Maar ik koop dus alles,” zei de fee. “Handen, voeten, tenen, navels, enkels - nieren ook als je er één kan missen. Leg het maar gewoon onder je kussen en dan zien we wel wat ik ervoor wil geven.”

​

De volgende ochtend wilden zijn ouders met hem spreken. Poppy verstopte het geld tussen enkele boeken in zijn kast en ging naar beneden, waar zijn mama en papa aan de keukentafel zaten. Volgende week zou school opnieuw beginnen, zeiden ze, en ze vonden dat het verhaal met de boot beter niet verteld werd als iemand vroeg naar zijn hand. Het zou toch veel leuker zijn als je een stoerder verhaal vertelt, zei papa. Daarom stelde hij een versie voor die iedereen op school jaloers zou maken: Een wolf die een meisje aanviel en Poppy die haar redde, waarbij de wolf wel zijn hand afbeet. Vond hij dat niet veel leuker? Dat iedereen hem een held zou vinden?

​

Ook vonden ze het geen goed idee dat Poppy buiten met vrienden wilde spelen. Technisch gezien waren ze nog altijd op vakantie tot overmorgen, het zou beter zijn als hij nog even binnen bleef, anders zouden de andere ouders misschien lastige vragen beginnen stellen. Poppy ging terug naar zijn slaapkamer en peuterde aan de loszittende tand tot hij loskwam. Hij legde hem op het nachtkastje, maar dat was inderdaad maar een onnozel zicht. Hij tastte zijn gebit af en trok aan verschillende melktanden, bond ze zelfs aan de klink van zijn deur om die daarna met een forse duw dicht te gooien. Tegen het avondeten had hij er zo vijf verzameld, waardoor zijn gebit nu het profiel van een Alpenrit in de Tour had.

​

Voor het slapengaan legde hij alle vijf de tanden onder zijn kussen. Om zeker te zijn, stak hij ze in een briefje dat hij zelf had geschreven. Uitgeput door de korte nacht ervoor, viel hij nu als een blok in slaap. In zijn droom had hij nog altijd beide handen en zat hij ergens in de natuur, jagend op konijnen. Hij voelde hoe iemand hard aan zijn schouders trok en werd wakker om het gezicht van de fee vlak voor hem te zien.

​

“Dit valt me tegen, hoor”, zei de fee. “Vijf, akkoord, meer dan gemiddeld, maar veel waarde heeft het niet. Waarom wilde je me spreken? Heb je soms iets waardevol verstopt?”

​

Ze hield het briefje omhoog. Poppy wreef de slaap uit zijn ogen en zette hij zich recht.

​

“Ik wil iets bij jou kopen”, zei hij. “Een hart.”

​

De fee lachte en zei: “Een hart? Dat kan ik je nog voor geen miljoen euro verkopen. Ik bezit alleen lichaamsdelen die mensen onder hun kussen leggen. En er is nog nooit iemand geweest die zijn of haar hart daar gelegd heeft. Heb je de vorige keer niet naar me geluisterd? Ik koop de stukken lichaam die je zelf niet meer nodig hebt - een hart heeft iedereen nodig.”

​

“Maar ik heb het echt nodig”, zei Poppy. “Twee zelfs.”

​

“Twee? Vergeet het maar, jochie, daar geraak ik nooit aan. Een brein kan ik je geven, meer niet.”

​

“Leggen mensen dat dan wel onder hun kussen?”

​

“Je zou ervan schrikken hoeveel er dat doen”, lachte de fee. “Wat de prijs betreft, laat ons zeggen, goh, ik scheur er nu echt mijn broek aan, maar geef me gewoon die vijfduizend euro van gisteren, dan staan we weer quitte.”

​

Poppy ging akkoord en de fee verdween. Hij haalde snel zijn enveloppe met geld boven. Toen de fee terugkwam, had ze het brein in een pot op sterk water gestoken, het dreef stilletjes in het midden. Poppy ontving zijn nieuwe aanwinst en stak het geld uit. De fee leek even te aarzelen.

“Weet je wat? Hou het op vierduizend euro - je moet nog altijd die Playstation kunnen kopen. Pas er wel mee op, jochie. Zo’n stel hersenen is geen speelgoed.”

​

“Dat weet ik”, zei Poppy. “Ik zal er goed zorg voor dragen.”

​

De fee verdween een tweede keer. Poppy opende de pot en staarde gefascineerd naar de hoop die er binnenin dreef als een kwal in de oceaan. Dat hij dezelfde massa in zijn hoofd had zitten! Eigenlijk hield hij nu een mens in zijn handen, iemand die veel meer dan alleen een hand was verloren en nu geen eigen keuzes kon maken. Ergens voelde hij zich nu een vader, hij moest zich over de hersenen ontfermen. Maar wat als mama en papa het zouden ontdekken? Ze zouden hem straffen, hem de pot afnemen, als ze nog eens van een feestje terugkwamen het per ongeluk kapot laten vallen en pas in de ochtend opkuisen.

​

Poppy pakte het laken van zijn bed en wikkelde de pot er mee in. Zelf trok hij zijn kleren van morgen aan, keek door het raam naar de verlaten straat en maakte dan zijn besluit. De pot stevig tegen zijn borst gedrukt, sloop hij zijn kamer uit, de trap af, de voordeur door.

​

Hij begon te rennen en waande zich weer op de speedboot, overgeleverd aan een rotvaart terwijl hij stond te bibberen van angst. Alleen stond hij nu wel aan het roer. Het was wachten of de golven hem ook deze keer uit zijn evenwicht zouden brengen.

bottom of page