top of page
schoolfeest_edited.png

​

Het zat me helemaal tot hier. Er kon niets meer bij of het zou allemaal uiteen spatten. Altijd maar dat beheersen. Altijd die ademhalingsoefeningen. Tiktakspelletjes in mijn hoofd. Een eindeloos potje pingpong tussen onzin en waanzin. Altijd kreeg één ervan wel de overhand, hoeveel balans die mentale oefeningen ook opleverde. Op de parking kreeg ik voor het eerst die dag een beetje frisse lucht binnen. Bij het rondkijken zag ik een man dromend voor zich uit staren en ik rook meteen mijn kans.

​

“Dag meneer”, zei ik terwijl ik naast hem kwam staan. “Vindt u dit leven ook niet zo verschrikkelijk? Vindt u het ook niet altijd tegenvallen?”

​

“Natuurlijk niet”, zei hij. “Hoe kom je daar bij? Het is net prachtig. Elke dag is een mirakel.”

​

Natuurlijk sprak ik weer uitgerekend zo’n naïeveling aan. Iemand die vroeger op de speelplaats nooit met zijn hoofd in de vuilbak was geduwd. Met zo’n vent kon je geen gesprek voeren. Die zat in zijn eigen wereld van vogeltjes en bloemetjes zodat hij de grote leegte maar niet moest inkijken.

​

“Al die pijn”, zei ik. “Al die afwijzingen en teleurstellingen, verlangens die niet worden ingelost, en telkens opnieuw mensen tegenkomen die in allerlei opzichten superieur zijn. Dat is toch geen mirakel?”

​

“Maar dat is slechts een deel ervan.” De man keek op zijn horloge en daarna in de richting van de geparkeerde auto’s. “En ik zal het u bewijzen ook. Kom, volgt u mij maar. Ik zal u eens tonen wat het leven zo mooi maakt.”

​

Hij nam me mee naar zijn wagen en samen reden we de parking af, op weg naar een voor mij onbekende bestemming. We reden een paar minuten door het stadscentrum en draaiden ergens rechtsaf. Het was lang zoeken naar een parkeerplaats, maar toen we er eindelijk één vonden, zag ik meteen onze eindbestemming achter de hoek opdoemen: een lagere school waaruit veel rumoer klonk - schreeuwende kinderen, muziekboxen, een omroeper met een microfoon.

​

“Het is het schoolfeest vandaag”, zei de man toen we door de schoolpoort de speelplaats opliepen. “Mijn dochter doet ook mee; ze gaat dansen met vriendinnen.”

​

Ik volgde hem langs allerlei springkastelen naar een grote tent waarin alle ouders en leerkrachten zich verzameld hadden. Onderweg groette de man af en toe wat bekende gezichten. Ergens achteraan namen we plaats op plastieken stoelen en keken toe hoe een groepje kleuters tikkertje op het podium speelde. Achter ons dook er een moeder op die ons beiden een tas chocolademelk gaf en ons aanraadde uit te kijken naar de googeltruken van haar Nicolas.

​

“Ons Leyla doet ook mee”, zei de man. “Ze is zich al wekenlang aan het voorbereiden.”

​

De ceremonie begon, iedereen zette zich in de tent en de directeur sprak vol lof over alle kinderen die hij onder zijn hoede had. De man naast me zei: “Dit leven is toch een wonder, vind je niet? Kijk naar de pretoogjes van die kinderen achter het podium. Ze staan te trappelen om hun kunsten aan iedereen te tonen.”

​

Ik leunde achterover en dacht vooral aan alle wanhoop die ze zouden voelen als ze erachter kwamen dat ze eigenlijk vrij gebrekkig waren in hun discipline, dat er op de wereld honderd miljoen anderen rondliepen die veel beter waren, en dat papa en mama hun eigenlijk hadden voorgelogen. Mijn ouders waren daarin gelukkig concreet geweest: hou op met die onzin van je, jongen, negen miljard mensen en de beste schilder zou jij moeten zijn? - hou toch op!

​

Elke vijf minuten moesten we applaudisseren voor een nieuwe act. Eerst kwam een trio meisjes vals gezongen covers van bekende kinderliedjes brengen. Vlak daarna dook er een kleine op met zowaar een diabolo in zijn handen, wat hij een paar keer in de lucht gooide. Helaas verliet hij het podium in tranen omdat zijn laatste stunt (tijdens het gooien rond zijn as draaien) mislukte. Snel kwam er een nieuwe groep naar voren die met springtouwen een show met muziek opvoerde, wat al bij al nog vrij goed ging. De act daarna was een meisje die als comedienne werd ingeleid. Ze begon met het vertellen van een mop, maar raakte haar draad kwijt en verzon haar eigen vervolg met allerlei zijwegen. Omdat het steeds ridiculer werd, moest ik als een van de enigen oprecht lachen, waardoor sommige ouders dachten dat ik het meisje uitlachte. De man naast me had wel door dat ik het plezierig vond en hij begon mee te grinniken.

​

De comedienne nam afscheid en ik klapte gemeend in mijn handen. De man naast me vroeg: “Niet alles is een teleurstelling, toch?”

​

“Alleen maar omdat ze zo goed het absurde omarmde.”

​

Er waren veel kinderen, dus ging alles als een lopende band op en af. Hoe meer de tijd vorderde, hoe minder geduld de directeur had voor het applaus dat na afloop weerklonk. De kinderen duwde hij steeds forser naar achteren terwijl hij de volgende aanmaande naar voren te komen. Zo stond er voor ons plots een grote groep meisjes met allemaal dezelfde outfit - danseressen, zo leerde ik uit de uitleg van de directeur. De man naast me stond recht, stak zijn duim omhoog en kreeg er één terug van een meisje dat op de tweede rij stond. Snel haalde hij zijn gsm uit zijn zak om er een paar foto’s van te maken.

​

De danseressen gingen in positie staan, wachtend op de muziek. Toen de eerste noten weerklonken, schoten ze allemaal recht en toonden hun geoefende pasjes terwijl ze probeerden niet te veel naar hun familie in de zaal te kijken. Omdat het zoveel meisjes waren, voelden veel meer mensen in de zaal zich emotioneel betrokken en was de sfeer veel gemoedelijker dan ervoor. Al snel begonnen een paar ouders met het ritmisch klappen van hun handen, waarna vaders om beurt eens op hun vingers floten.

​

De sfeer zorgde blijkbaar voor meer stress, want het kind dat een duim had opgestoken maakte een foute voetbeweging en donderde van het podium af. Gelukkig stond ze meteen weer recht, maar de andere danseressen waren al gestopt met hun act. Iedereen keek wat onhandig om zich heen en de directeur besloot de muziek af te zetten en de afkondiging te doen. Alleen kwam er meteen protest. Die andere danseressen mekkerden dat ze hun dansje niet helemaal hadden kunnen doen. De directeur wilde vooral snelheid maken (er stonden nog vijftien acts op de planning) en weigerde, maar al die ouders in de zaal riepen dat ze een tweede kans moesten krijgen. Daarom stemde de directeur dan maar in en ging terug aan het muziekpaneel staan.

​

Het gevallen meisje klom terug op het podium en wilde haar positie innemen. De anderen gingen rond haar staan en de grootste ervan zei: “Jij niet, jij hebt alles verpest!” Het meisje leek niet te begrijpen wat ze bedoelde en de groep  kwam nog dichterbij. Het grote meisje gaf haar een nijdige duw en nogmaals ging ze tegen de grond, alleen nu op en niet naast het podium. Ze barstte meteen in tranen uit en verliet de scene langs de achteruitgang. De directeur, bezig met de muziek, deed alsof hij het niet gezien had. De ouders in de zaal gingen weer zitten en namen hun gsm of fototoestel in hun handen.

​

“Zie je wel”, zei ik. “Het leven is alleen maar teleurstelling. Ze danst graag, ja, maar kijk hoe het door anderen wordt verpest. Ze zal nooit goed genoeg zijn. Of altijd het gevoel hebben dat ze het zal verpesten. Geen zelfvertrouwen. Zo kun je toch geen leven vullen?”

​

De man naast me antwoordde niet. Voor ons startte de muziek opnieuw en de overgebleven danseressen deden dezelfde pasjes. Op een stil moment waarin de danseressen van liedje en dansstijl veranderen, hoorde ik iets naast me. Gesnik. Ik zag de man bijna met zijn hoofd in zijn schoot liggen; hij jankte, jankte, jankte, en niet stil, nee, hij hield zich niet in, het waren volledige pijnkreten die hij uitstootte.

​

Hem in deze toestand zien, drong me verantwoordelijkheid op. Maar wat moest ik doen? Ik dacht eerst te zeggen: doe er iets aan, dat is je dochter, zoiets laat je toch niet zomaar gebeuren, maar toen besefte ik dat dat niet zomaar kon. Hij was de vader, hij kende hier mensen, moest hier nog vaak komen. Hij kon die kinderen niet zomaar gaan uitschelden. Hij stond compleet machteloos. Hij moest het onrecht zomaar slikken.

​

En als hij niets deed, zou zijn dochter het ook allemaal maar moeten ondergaan. Misschien dat die meisjes ook haar hoofd in een vuilbak zouden steken straks. En wat voor leven kreeg je dan? Geen mooi, zoveel wist ik wel.

​

De man naast me wist dat ook, want hij bleef huilen. Omdat ik de kern van dat verdriet beter kende dan eender wie woog zijn leed enorm op mij. Ik kon het niet verdragen dat hij ook die pijn voelde van een barbaars leven, dat al het mooie werd kapot gemaakt. Hij mocht me niet gelijk geven.

​

Het dansje was afgelopen. Er volgde een lange, staande ovatie tot de directeur de meisjes eindelijk van het podium stuurde. En toen schoot het me te binnen: niemand kent mij hier, ik kom hier nooit meer terug.

Ik stond recht, beende naar dat podium, sprong erop en er aan de andere kant weer af. In vijf seconden stond ik in de backstage zonder dat iemand me tegenhield. De groep danseressen stond in een kleine tent bij de dochter van de man. Ze huilde nog steeds, terwijl de rest haar treiterde. Ik stapte recht naar dat grote meisje en voor ze zich kon omdraaien, gaf ik haar een harde duw zodat ze recht tegen de grond vloog. Moord en brand schreeuwde ze, de hypocriet, roepend om haar mamaatje.

​

“Ik ben haar nonkel”, zei ik en ik wees naar de dochter van de man. “Ik heb vijftien jaar in de gevangenis gezeten omdat ik kleine meisjes heb vermoord. Gisteren hebben ze mij vrijgelaten, want ik heb beloofd dat ik het nooit meer zal doen. Maar ik ben een liegebeest. Want als jij haar nog één keer lastig valt, dan wacht ik tot je slaapt en ik snij je aan stukken.”

​

Ze ontaardde in een hele hysterie. Alle andere danseressen begonnen ook te schreeuwen. Er kwam een struise leerkracht de tent in, zo’n type dat eerst soldaat wil worden maar zakt voor zijn psychologische testen. Hij begon tegen me te schreeuwen. Ik schreeuwde terug. De directeur verscheen, enkele ouders doken op. Een gigantisch kabaal. De struise leerkracht nam me stevig vast en nam me, achtervolgd door een stoet woedende ouders, mee naar buiten om me aan de poort buiten te gooien. Als ik het waagde om ooit terug te komen, zou hij meteen de politie bellen.

​

Goed gemutst liep ik weg van de school. Mijn leven was nog altijd verschrikkelijk, één grote desillusie. Want wat had ik bereikt? Een verbanning van alle scholen in deze buurt, dat was alles. Maar dat meisje zouden ze niet meer in de vuilbak durven steken. Er was nog hoop voor haar, dat ze kon blijven genieten van haar passie zonder dat anderen het verpesten. Ja, mijn leven was een ramp, maar mijn dag was wel goed. Meer ambitie had ik op dit moment niet nodig.

bottom of page