top of page
Ballonen1.png

​

Ik bezoek mijn moeders graf steeds in het weekend wanneer ik de kinderen niet heb. Ze ligt in een uithoek van het kerkhof. Zo kan ik rustig mijn tijd nemen en zoveel praten tegen haar als ik wil zonder mensen die mijn eenzaamheid verstoren. De dag dat mama stierf ging ik kapot van verdriet dat er nog zoveel was dat ze niet over me wist, en zwoor ik vanaf dan alles wat ik meemaakte met haar te delen. Dat werkt heel therapeutisch, zo alles eruit gooien tegen een grafsteen. En eigenlijk luistert mijn moeder veel beter dan toen ze nog leefde.

 

Vandaag parkeer ik mijn auto aan de achteringang van het kerkhof, een verroest hek dat je met moeite open krijgt. Vanaf daar is het twee minuten lopen tot bij mama, haar zerk vol gevallen bladeren, een paar verse bloemen erbij gezet, wellicht door mijn zus of een van mama’s vriendinnen. Het lijstje met gebeurtenissen dat ik aan moeder wil vertellen laat ik nog even in mijn zak zitten.

 

Als ik buk om de bladeren weg te schuiven zie ik op het pad tegenover me een figuur naderen. Ik schrik wel even, zo ongewoon is het om hier iemand tegen te komen, zeker als ik merk dat hij niet alleen op pad is: hij duwt een karretje voort waaraan een stuk of honderd ballonnen gehecht zijn. Hij ziet mij knielend bij het graf en haalt een bel tevoorschijn die hij zachtjes luidt. Hoewel ik geen beweging in zijn richting maak, komt hij glimlachend op me af en brengt zijn karretje vlak naast het graf tot stilstand.

 

Hij groet me, en als ik hem nogal sceptisch vraag wat hij hier komt doen antwoordt hij: “Ik verkoop ballonnen.”

 

“Hier? Op het kerkhof?”

​

“Jazeker”, antwoord hij. “Het ligt hier toch al vol met bloemen, eens iets anders zullen de doden wel appreciëren. Bovendien vind ik het ook ergens poëtisch. Er zijn theorieën dat het lichaam na de dood een aantal gram lichter wordt, en dat misschien wel komt door de ziel die is weggevlogen. Een betere symboliek dan een ballon kan je daarvoor niet vinden, lijkt mij.”

​

“En heb je er al veel verkocht?”

​

“Het is mijn eerste dag, en u bent de eerste die ik tegenkom.”

​

“Het is wel mooi”, zeg ik. “Maar ballonnen lijken me toch meer iets voor geboortes of verjaardagen.”

​

“Dat is alleen maar omdat onze cultuur het zo voorschrijft. Ballonnen op zich hebben geen één nut waar ze nooit van mogen afwijken. We kunnen ze opblazen wanneer we willen. Daarom is het vooral een vraag voor uzelf: hoe wilt u het graf vormgeven en de overledene herdenken?”

 

Het is een vreemd zicht, zo’n vent op wandel met ballonnen die hij te koop aanbiedt tussen de rijen gestorvenen. Mocht mijn zus hier staan, ze had hem al lang uitgekafferd en weggestuurd, ze kan er niet tegen dat mensen haar in het openbaar aanspreken, zeker als het over geld gaat. Alleen beeld ik me nu de zerk in zerk in met een ballon erbij en ergens bevalt het me wel. Het zou het beeld luchtiger maken, de geladenheid wat doen afnemen, en een beetje plezier toevoegen, want dat was haar leven toch ook wel, een genot, vol met grappen, anekdotes, spanning en liefde.

​

“We steken zoveel verdriet in zo’n graf, waarom zouden we ook niet een beetje vrolijkheid eraan toevoegen?”, zegt de verkoper alsof hij mijn gedachten leest.

 

“Ach ja”, zeg ik. “Waarom ook niet?” En ik haal mijn portefeuille boven.

 

 

 * * *

De volgende maanden ga ik elke twee weken terug. Ik weet niet in welke winkel de man zijn helium had gekocht, maar de ballon zweeft altijd perfect naast het graf, zonder één teken van aftakeling. Ik kan het hem ook niet vragen, want ik zag hem niet meer terug tijdens mijn bezoekjes. Wellicht ben ik de enige gek die zijn aanbod had geaccepteerd.

 

De kinderen komen één keer mee. Na de dood hadden ze me slechts twee keer vergezeld, ze vinden het niet leuk, ze kunnen er niet goed mee om, en dat begrijp ik, maar ik wil toch dat ze om de zoveel tijd ‘dag’ komen zeggen. Ik probeer hen te betrekken bij de lijst die ik telkens voorlees, maar krijg hen nooit zo ver om tegen het graf te praten, dat vinden ze gek, mama is een beetje gek.

 

Met de ballon erbij verandert er iets. Als ze de rode bal opmerken, stoppen ze met krom te lopen en veranderen ze terug in de mensjes die ik van school ophaalde. Voor het eerst stellen ze me vragen over hoe mijn moeder was voor ze oud werd. We blijven er bijna een uur staan, geen moment doen ze lastig en zagen ze om terug naar huis te gaan. Op het einde vragen ze zelfs om volgende week opnieuw te komen, desnoods met hun papa erbij, die heeft oma toch ook gekend?

Zelf vind ik de ballon ook geslaagd, het inspireert me ergens, van mijn lijstje vertel ik veel minder omdat me allerlei herinneringen te binnen springen die ik haar vertel en  waarvan ik nu pas besef hoe grappig die eigenlijk zijn. Ik verlaat het kerkhof soms met tranende ogen vanwege alle lachbuien die ik krijg. Het geeft me echt energie, in plaats van steeds een leegte achter te laten. Maar het is niet alleen mijn moeder. Het is ook die van mijn zus.

 

Ze weet wanneer ik naar mama ga. We weten het van elkaar, aparte dagen, niet dat we elkaar expres willen vermijden, maar we hebben elk een andere soort band met mama en willen daarom ook op onze eigen manier rouwen. En toch komt ze daar op zaterdag afgestapt. Ze komt via de hoofdingang, tien minuten gestapt, waanzin. Voordat ze het padje richting mij neemt, begint ze al met het schudden van haar hoofd.

 

“Ik dacht eerst dat het een grap was, maar natuurlijk komt het van jou”, zegt ze. “Hoe kom je er zelfs bij? Een ballon op een graf. Heb je voor volgende week ook een clown geboekt?”

​

“Het hangt er al maanden, waarom stoort het je nu pas?”

​

“Maanden? Een ballon blijft geen maanden zweven.”

“Deze wel.”

​

“Bedankt om dan toch een kwalitatieve ballon te hangen aan het graf van ons moeder. Het is toch geen zicht, Elena, bij een kind kan je dat misschien nog doen, maar toch niet bij een vrouw die 97 is geworden?”

​

“Ze zou er 98 geworden zijn.”

​

“Ja, goed, breng dat nog eens ter sprake, geef mij maar weer een schuldgevoel. Het is dat het veel verschil zou hebben uitgemaakt.”

​

“Die ballon is gewoon om balans te hebben. Dat ik me niet alleen enorm triest voel als ik hier aankom. Al die blijdschap van haar leven moet toch ook ergens een teken krijgen? En ja, bloemen, maar die zien na een paar dagen ook bruin of zwart.”

​

“Niet alles hoeft altijd leuk te zijn. De dood is gewoon enorm klote.”

​

 “Daar gaat het niet om. Het is niet voor mij, het i-”

​

“Voor haar zeker? Ja, ze zal er deugd van hebben zo onder de grond.”

​

“Wat is er zo erg aan, Iona? Het is maar een ballon. En blijkbaar kom je toch maar om de zoveel maanden op bezoek, dus veel last zal je er niet van hebben.”

​

“Spreek zo niet tegen mij!” Ze tempert haar stem niet ondanks onze omgeving en komt vlak bij me staan met haar vinger bijna in mijn neusgat. “Doe niet alsof ik de slechte dochter ben! Ze was ook mijn moeder! En ik wil godverdomme niet dat haar rustplaats eruit ziet als een circus!”

 

Voordat ik iets kan doen, schiet ze vooruit en staat naast de ballon. Ik roep nog iets, maar het is te laat: met een ruk breekt ze het touwtje en verliest de ballon alle contact met de grond. Langzaam stijgt het op en gaat tussen de bomen door richting hemel. Nog een hele tijd is hij daar zichtbaar, alleen steeds kleiner en kleiner. Daarna wordt het onmogelijk hem nog te onderscheiden.

“Proficiat”, zeg ik. “Als het is om een einde te maken aan de dingen waarvan ik hou, sta je ook altijd op de eerste plaats.”

​

“Wordt toch volwassen, Elena. Het was allemaal al afgelopen, je kon het gewoon nog niet accepteren. Als je je dan toch zo hecht aan die ballon, neem er dan nu ook een voorbeeld aan en leg jezelf niet vast in een knoop.”

​

Ze wil nog iets zeggen, bedenkt zich dan en haalt haar schouders op. Ze maakt nog een kruisteken voor mama en vertrekt dan, tien minuten wandelen voor de boeg. Ik blijf achter bij het graf en voel alle droefheid opnieuw binnen sijpelen. De ballon is nu al lang uit zicht, de wolken hebben hem omarmd. Hoe hoog kan ie blijven stijgen tot de druk hem tot ontploffen brengt?

 

 

* * *

De weken erna ga ik niet meer naar het graf. Zelfs als mijn kinderen ernaar vragen, verzin ik excuses om ze af te schepen. Het lijstje met gebeurtenissen in mijn leven groeit dag na dag, maar geen ervan schrijf ik op om daarna aan mama te vertellen. Ik hou alles zelf bij en doe mijn best het zo een plaats te geven, hoewel ik voel dat naarmate de tijd vordert, ik me steeds zwaarder voortbeweeg. Op zaterdagen zonder de kinderen is het nog het zwaarst. Dan voelt het alsof mijn lichaam hier thuis blijft en mijn ziel zich steeds verder verplaatst.

 

Op een van die dagen steek ik al mijn energie en concentratie in het schrobben van pannen als de bel gaat. Even hoop ik dat het mijn zus is die zich komt verontschuldigen, maar als ik de deur opendoe zie ik de ballonnenman van op het kerkhof staan. Zijn karretje heeft hij niet helemaal tot hier gereden. In zijn hand houdt hij één ballon, ook een rode, exact zoals...

 

“Deze ben je kwijtgeraakt, denk ik”, zegt hij. “En als klant bij mij biedt ik een uitgebreide service. Alsjeblieft.”

​

“Het is toch niet echt dezelfde?”

​

“Zeker wel.”

​

“Hoe heb je hem dan teruggevonden?”

​

“Ik ken mijn vak, mevrouw. Ik weet waar ze terecht komen.”

​

“Ik ben er toch niets mee”, zeg ik. “Op het kerkhof kan ik hem niet meer hangen of mijn zus steekt hem plat.”

​

“Hang hem dan hier thuis.” Hij overhandigt me de ballon en neemt een stap terug. “Een aandenken is belangrijker dan de plaats waar je het legt.”

 

Hij vertrekt en laat mij achter met de ballon. Binnen besluit ik de ballon vast te binden aan een rek waarop een foto van mama staat. Ik voel de verslagenheid niet afnemen, ook niet de dag of de week erna. Maar deze ballon is ook niet exact dezelfde als de vorige, ontdek ik. De heliumkwaliteit is veel minder, hij vermindert in omvang, ik zie de ballon elke ochtend dichter bij de grond zweven. Tot de dag komt dat er alleen een kleine flodder overblijft aan de voet van het rek.

 

“Weet je nog mama, die keer in dat Turks restaurant...”, begin ik en voel hoe de druk op mijn borst wegvalt.

bottom of page