top of page
taxi-4 (1).png

​

Dit verhaal won de vijfde prijs op de Limnisa Schrijfwedstrijd 2019. Het juryrapport lees je hier.

​

​

Met z’n drieën zaten ze naast elkaar en het rechtse meisje gaf de gsm door aan haar vriendin in het midden. Samen lazen ze aandachtig de tekst op het scherm.

​

“Ik zou dit deel weglaten”, zei het meisje in het midden terwijl ze met haar vinger wees. “Het klinkt te verontschuldigend, alsof jij degene bent die sorry moet zeggen.”

​

“Je bent nog braaf”, zei het meisje aan de linkerzijde.

​

“Ja, ik weet het, maar ik dacht, als ik het schrijf alsof ik excuses verwacht, dan gaat de situatie er ook niet beter op worden.” Het meisje aan de rechterkant wendde haar blik af van de gsm en kauwde op één van haar nagels. “Het punt is gewoon dat ik het achter me wil laten, anders blijven we erover bezig.”

​

“Maar als je er nu niets over zegt, zal het so-wie-so vroeg of laat terugkomen”, zei het meisje aan de linkerkant.

​

“Ik zeg er toch iets over?”

​

“Maar je legt er niet de nadruk op.” Het linkse meisje wierp haar haren naar achteren. “Nu is het te algemeen, alsof het je allemaal niets doet.”

​

“Word is hier met DT”, zei het meisje in het midden.

​

“Ja, ja, thanks”, zei het rechtse meisje. “En ja, het doet me wel iets, allé, het doet me veel, maar moet ik dat dan allemaal opschrijven? Ik wil ook niet dat het te lang wordt. Dan lijk ik zo’n psycho.”

​

Het linkse meisje rolde met haar ogen en zette zich naar achteren zodat ze even uit het gezichtsveld van het rechtse meisje verdween. Als enige van de drie had ze haar cursus nog openliggen en keek ze oplettend naar de passen van de docent om in te schatten of hij snel opnieuw aan de les zou beginnen. Met hun plaats op de eerste rij was het voor hen onmogelijk de discussie voort te zetten wanneer de powerpoint weer aanging en zou het zomaar kunnen dat het rechtse meisje in die gedwongen stilte het bericht zou sturen zonder toestemming van haar en het meisje in het midden. Ze wist dat haar nog maar weinig tijd restte.

​

“Maar denk eens na”, zei het linkse meisje. “Als je nu doet alsof het niets is, wie zegt dat hij het volgende week niet opnieuw doet? Je hebt het recht om kwaad te zijn op hem. Hij moet begrijpen dat hij je echt wel heeft gekwetst.”

​

“Ja, je hebt wel gelijk hoor.” Het rechtse meisje zuchtte. “Ik voel me ergens gewoon zo schuldig als ik zo kwaad moet zijn. Het is echt geen slechte jongen, en dan voel ik mij weer de bitch.”

​

“Dit deel is wel goed, vind ik. Dat zijn echt wel dingen die je moet zeggen”, zei het meisje in het midden al scrollend.

​

“Hubert was ook geen slechte jongen.” Het linkse meisje draaide zich nu volledig naar haar beide vriendinnen. “Maar als je niks doet, face it, binnen de kortste keren valt het weer voor.”

​

“Maar wat moet ik doen? Na een tijd weet ik het ook niet meer hoor. Ik krijg al koppijn door erover na te denken.”

​

Achter hen kwamen mensen binnen met een kop koffie in de handen. Ze zetten zich weer op hun plaats en klaagden over hun thesis of bespraken hun plannen voor het weekend. Toen de rij achter hen zich weer vulde, kropen de drie vriendinnen dichter bij elkaar en dempten hun stem.

​

“Als het aan mij lag”, zei het linkse meisje. “Ik stuurde hem een bericht dat ik hem een tijdje niet wil spreken.”

​

“Maar ik wil juist wel met hem spreken, alleen zonder heel dat gedoe tussen ons.”

​

“Maar hoe anders krijg je dat gedoe tussen jullie weg?”

​

“Ik weet het niet”, zei het rechtse meisje. “Ik weet het echt niet. Wat denk jij?”

“Je bericht is wel goed”, zei het meisje in het midden. “Ik denk wel dat hij gaat inzien dat het je echt wel iets heeft gedaan.”

​

“En wat Hubert betreft, dat is echt wel iets anders.” Het rechtse meisje haalde lippenbalsem boven en tuitte daarmee haar mond zodat die weer glansde. “Van hem zou je zoiets verwachten, snap je, hij denkt niet na over dat soort dingen. Maar nu is het gewoon moeilijk om te weten of hij het expres heeft gedaan of niet.”

​

“Doet dat ertoe?”, vroeg het linkse meisje.

​

“Het lijkt me best dat je daarvoor eens echt met hem gaat praten. Zo’n bericht is goed om aan te geven dat er iets mis is, maar zo kom je nooit te weten wat er nu in hem omging.”

​

“Ja, misschien, ik zie wel”, zei het rechtse meisje. “En ja, het doet er inderdaad weinig toe, maar toch, het is wel belangrijk voor mij. Als ie het expres heeft gedaan...”

​

“Ga je hem dan dumpen?”, vroeg het linkse meisje.

​

Het rechtse meisje wendde haar hoofd af. “Eigenlijk zou het wel moeten dan, of niet?”

​

“Bij mij zou het direct gedaan zijn”, zei het linkse meisje.

​

“Dat moet je zelf bepalen.”

​

Vooraan keek de prof op zijn horloge en liep vervolgens naar de gang om de laatste luidkeelse studenten terug naar binnen te drijven zodat hij zijn uitleg over de theorieën van La Ducla kon hervatten. In zijn pas zat altijd een lichte aarzeling, alsof hij stiekem hoopte dat de leerlingen uit zichzelf zouden beseffen dat het tijd was om terug op hun plaats te gaan zitten en hij hen niet moest aanmanen. Binnen dit en drie minuten, echter, zou het kabaal gaan liggen zijn en restte er geen kans meer om een deftig gesprek te voeren tot het einde van de les binnen een uur. De ruggen van de drie meisjes kromden zich nog meer en bijna wang aan wang zetten ze hun discussie verder.

​

“Ik heb er ergens wel al over nagedacht, maar het lijkt me zo drastisch.” Het rechtse meisje beet op haar lippen. “Heb ik al gezegd dat Arthur me gisteren heeft gestuurd op Instagram?”

​

“Arthur?”, zeiden de twee andere meisjes simultaan.

​

“Ja hij wou iets weten over vrijdag, allé, eigenlijk doet het er niets toe hoor. Ik voel me gewoon zo verward sinds heel dit gedoe is begonnen. Hem dumpen lijkt echt dom, maar toch, soms…”

​

“Als je dat van plan bent, is dit bericht misschien niet geweldig om te sturen”, zei het meisje in het midden.

​

“Waarom niet? Omdat word er niet met DT wordt geschreven?”

​

“Ik heb het daarnet al aangepast, no worries”, zei het meisje in het midden. “Maar je geeft zo de verkeerde indruk, vind ik.”

​

“Of je hem nu gaat dumpen of niet, je bericht moet wat harder. Je wil echt niet dat hij denkt dat je onzeker bent. Hij gaat dan gewoon zo’n onnozel slijmerig bericht terugsturen dat het allemaal een misverstand was en dat hij het achter zich wil laten om te focussen op de toekomst en bla bla bla. Je moet een schorpioen maar de mogelijkheid geven, of hij steekt je zo in de rug.”

​

“Wat moet ik dan schrijven, denk je?”

​

“Vertrouw je me?”

​

Het meisje aan de linkerkant overwoog de vraag van haar vriendin en kraste met haar nagel over de tafel. Langs hun rij liep de prof terug naar zijn plek en wekte zijn computer uit de slaapstand zodat ze opnieuw beschenen werden met het flauwe licht van een Powerpoint. Terwijl de stemmen achter de meisjes één voor één wegvielen, keek het rechtse meisje dwars door het meisje in het midden naar haar vriendin aan de linkerkant.

​

“Ja”, zei ze.

​

Het meisje aan de linkerkant nam de gsm in ontvangst en begon onmiddellijk aan het schrijven van een nieuw bericht. Zodra de prof begon met spreken wist het rechtse meisje dat ze haar lot uit handen had gegeven. Ze bleef kijken tot de laatste letter was ingetoetst en wilde de gsm toen terugvragen om de tekst na te lezen, maar het linkse meisje drukte nog éénmaal op het scherm, op een plek die het rechtse meisje deed verstijven. Het linkse meisje stak de gsm in de lucht en toonde hem haast trots aan haar vriendin: het bericht was verzonden. De boodschap was aangekomen.

bottom of page