top of page

Dit verhaal verscheen in het literaire magazine 'Op Ruwe Planken' in het najaar van 2020

​

* * *

​

De schilder vertelde al bij het binnenkomen dat hij zijn verfkwasten thuis was vergeten en in plaats van hem meteen terug te sturen, ging ik stomweg op zoek naar vervangexemplaren in het tuinhuis.

​

De drie roestige borstels die ik tevoorschijn haalde, bekeek hij met een merkwaardige blik. Hij nam ze dankbaar aan, streelde door de haren en leek het gewicht te schatten puur op het gevoel in zijn handpalmen. Daarna bedankte hij me glimlachend en vertelde dat deze perfect waren.

​

In afwachting van zijn komst had ik de hele kamer gedecoreerd met kranten van twee maanden geleden, helaas het tijdstip dat de seriemoorden in de hoofdstad aan het licht kwamen en mijn hele vloer nu bezaaid lag onder foto’s van dode, jonge meisjes. Hier en daar blokkeerden de soms omcirkelde vacaturesecties gelukkig de ergste beelden. Het bleven oncomfortabele beeltenissen die me bij elke inspectieronde blij stemden dat de verfbeurt weldra achter de rug was en al die herinneringen aan gestorven dochters snel de vuilbak in konden.

​

De schilder sloeg er daarentegen weinig acht op, controleerde de muren één voor één en rangschikte zijn verfpotten bij het raam. De kleur die ik besteld had, was een mix die volgens de verkoper van het bedrijf geheim moest blijven en daarom waren alle verpotten in alle anonimiteit verpakt, zonder ook maar één woord op de zijkant gedrukt. Bovendien mocht ik niet aanwezig zijn bij het proces van het mengen en pas terug binnenkomen wanneer de schilder van dienst alle potten in zijn bestelwagen had geladen. In de kamer overliep ik nog één keer de details en vroeg hem hoelang het werkje zou duren. Ik vertelde hem ook dat hij tijdens een pauze altijd welkom was om koffie te zetten in de keuken. Daarna wenste ik hem succes en sloot de deur achter me.

​

 

*

Alles leek in orde en toch zat één zaak me niet goed.  Ik betwijfelde alleen of ik wel lef genoeg had om het ter sprake te brengen. Toen ik in het verfbedrijf een schilder wilde boeken, kreeg ik twee formules aangeboden. Beiden dezelfde prijs qua verfkosten, maar een groot verschil in de compensatie voor het werk op zich. De eerste optie was, hoe de verkoper het verwoordde, de normale, met een ervaren medewerker die me van dienst zou zijn, terwijl de tweede, ‘de alternatieve’, aldus diezelfde verkoper, de schilder was die ik nu had binnengelaten. Wat er zo alternatief aan was, wilde de verkoper destijds niet lossen, alleen dat het een pak minder kostte, en hoewel ik het zaakje niet helemaal vertrouwde, gaf de besparing toch de doorslag tegenover mijn scepsis.

​

Het zette me aan het denken. Het leek me eerst realistisch dat de man die moest komen een mentale beperking had en voor een appel en een ei werkte omdat hij enkel een bezigheid zocht en bij zijn ouders of in een opvangtehuis woonde. Daarnaast was het ook mogelijk dat hij net was vrijgekomen uit de gevangenis en op een soort proefcontract werkte. Beiden leken alleszins aan te geven waarom de verkoper niet had willen zeggen waarom het zoveel goedkoper was, maar nu ik de man had ontmoet, hem had rondgeleid en hem een koffie had aangeboden, leken de twee mogelijkheden me absurd. Net vrij uit de gevangenis, nee, daarvoor had hij een te dromerige blik. En een mentale beperking, nee, zo dromerig was zijn blik nu ook niet.

​

Terwijl de schilder boven geruisloos zijn kleuren door elkaar gooide en er door hun offers een nieuwe probeerde te creëren, liep ik zonder doel doorheen het huis op zoek naar een bezigheid. Telkens als andere mensen zich in m’n huis begaven, wist ik met mezelf geen blijf. Alles voelde vreemd aan. Geen zitplek kon ik vasthouden of ik moest rechtstaan en een andere ruimte binnenwandelen. Ook nu begon ik aan de opruim van speelpoppen in de woonkamer, om de verzameling al na vijf minuten aan de kant te gooien en de keuken in te lopen om er fruit te schillen. Elke nieuwe actie die ik ondernam, verwoeste als het ware de intentie die eraan voorafging, zodat ik van her naar der liep en nooit het gevoel kreeg dat ik met iets bezig was. Zodra de schilder weg was, zou het wel overgaan, maar tot dan moest ik mezelf dwingen neer te zitten en te genieten van meer dan twee stukjes fruit voor ik de tuin in rende om het gras te sproeien. Op de rodeo van rusteloosheid moest je net vechten tegen het instinct om de hoorns vast te grijpen voor evenwicht.

​

 

*

Mijn opeenvolging van beginnen en ermee ophouden hield aan tot de voormiddag, toen de zon langzaam naar zijn hoogste positie klom en ik in verschillende tuinen de grasmaaier hoorde aanslaan. Werkelijk uitgeput lag ik in een tuinstoel naar de lucht te kijken. Naast mij hoorde ik voetstappen naderen, vergezeld door een geur die geen koffie was.

​

“Mooi he”, zei de schilder en hij slurpte van zijn drank.

​

“Het heeft wel iets, ja”, zei ik zonder te weten waarover hij het had. “Waar heeft u die thee vandaan?”

​

“Zelf meegebracht. Ik drink geen koffie.”

​

“Och, sorry! In al mijn haast ben ik vergeten vrag-“

​

“Het is oké”, zei de schilder en hij keek omhoog. “Maar zoals ik zei: mooi toch, die lucht, je kan er naar blijven kijken. Anderzijds is het ook een serieuze karwei om hem te onderhouden.”

​

“Is dat zo?”

​

“Zeker. Ik heb er zelf een tijdje gewerkt als schilder en ik kan u verzekeren: daar kruipt wat werk in hoor.”

​

Ik zette me wat rechter op de tuinstoel en vroeg: “Hoe werkt een schilder aan de lucht?”

​

“Veel is er niet aan.” De schilder zette zich op de stoel naast me en blies in zijn tas. “We waren met een team van vijf. ’s Ochtends begonnen we met oranje en rode tinten. Daarna werkten we langzaam van beneden naar boven in het blauw. En op het einde van de dag haalden we af en toe opnieuw het rood en oranje boven, maar vooral grijs en zwart natuurlijk. In de poolgebieden deden we zo nu en dan weleens wat gek, collega’s onder elkaar, snapt u, een paar grapjes uithalen. Anders bleven die groene en paarse verpotten maar in onze opslagruimte staan.”

​

“Wacht eens. Deed u de hele wereld met z’n vijven? Dat lijkt me een intensief werk.”

​

“Is het ook. Van vrije tijd kon ik destijds niet spreken. Familie, vrienden, geliefden, ze zagen of hoorden me amper. Je wilt niet weten hoeveel verjaardagen en huwelijken ik gemist heb. Het was een opoffering, dat geef ik toe, maar een werk als alle anderen, dus had ik niets te klagen.”

​

Hij nam een slok van zijn thee. Ik had het raden naar welke soort hij het hete water had ingedompeld, maar de geur was ontzettend sterk en droeg de hitte zodanig in zich mee dat het al mijn poriën openzette. Het viel me op dat hij telkens een slok nam voor hij een van mijn vragen beantwoorde en na zijn respons een klein slurpen, alsof hij zich eerst moed indronk en pas na afloop genoot van de tintelingen op zijn tong.

​

“Maar uiteindelijk toch gesto-“ Ik haperde in mijn zin omdat ik me realiseerde dat ik het zo niet kon zeggen. “Ik wil zeggen: waarom werkt u er niet meer?”

​

 “Ontslagen. Besparingen. Zo gaat het in het leven. Vroeger, bijvoorbeeld, hadden we een heel team dat specifiek de sterren schilderde ’s nachts. Ze maakten van die prachtige werken die overal ter wereld te zien waren, met soms zelfs planeten en sterrenstelsels. Driekwart van die mensen is ondertussen ontslagen. Soms kom ik één van de overblijvers tegen als ik de nacht afwerk in Afrika of Zuid-Amerika, maar ik moet zeggen, veel leven zit er niet meer in. Zij weten ook dat het ooit erop zit en de sterren meer detail dan onderwerp worden.”

​

“Mijn vader heeft hetzelfde meegemaakt.” Enkele druppels zweet maakten zich los van mijn okselhaar. “Twintig jaar trouwe dienst en vervolgens afgedankt als een stagiaire. Mensen met ervaring krijgen het respect niet meer dat ze verdienen.”

​

“Oh, met ervaring heeft het niets te maken”, zei de schilder. “Bij de Lucht doet dat er niet toe. In andere jobs raakt iemand die er lang werkt gespecialiseerd en ontdekt ie details die nieuwelingen makkelijk over het hoofd zien. Maar bij de lucht? Absoluut niet. Iemand op zijn eerste dag doet het werk evengoed als iemand die er al heel zijn leven werkt. Iedereen heeft er dezelfde taak: schilderen, dag en nacht. Er is geen enkel moment waarop iemand zich onderscheidt van de rest. Wie de Lucht schildert kan zich eenvoudigweg niet boven een ander zetten. Ontslag heeft dan ook niets te maken met prestaties, leeftijd of karakter. Het gebeurt gewoon. En wij accepteren het.”

​

“Ik mag hopen dat jullie toch tenminste een deftige afscheidspremie krijgen. Zo willekeurig mensen ontslaan, is strafbaar denk ik. Iemand die ik ken heeft zo zijn vorige werkgever voor de rechter gesleept.”

​

Langzaam aan kreeg ik het echt te heet. Het zweet druppelde mijn kleren in als motregen. Ik probeerde me van de zon af te schermen door een parasol uit te klappen, maar het mocht allemaal niet baten: erger dan de zonnestralen waren de dampen van zijn thee die doorheen mijn lichaam echoden. Dronk hij die tas nu maar uit of ik bezweek nog onder de uitdroging!

​

“Ik wil niet te veel als een hippie overkomen, maar we kregen niet betaald bij de lucht.”

​

“En jullie accepteerden dat?”, bracht ik uit.

​

“Half. Er geld voor krijgen zou natuurlijk fantastisch zijn. Alleen is het er nooit van gekomen.”

​

“Leuke vakbond hebben jullie. Is niemand op het idee gekomen een paar dagen te staken? Toch zeker bij de Lucht zou ik verwachten dat jullie wat macht in handen hebben.”

​

“Dat is het ‘m net.” Bij elke slok die hij nam voelde ik mijn lichaamstemperatuur de hoogte inschieten. “Loonbriefjes of niet, mochten we het in ons hoofd halen te gaan staken, wie zou dan de lucht verven? Elke dag oponthoud levert een catastrofe op. Het werk moest gebeuren, of wij er nu over wilden klagen of niet.”

​

“Wat ik dan niet begrijp is hoe ze je kunnen ontslaan door besparingen als ze je niet eens betaalden.”

​

De schilder lachte. “Besparen hoeft niet meteen geld te betekenen. Tegenwoordig kunnen ze hetzelfde werk met minder mensen voltooien, dus waarom nog een overschot aan personeel in dienst houden? Vroeger hadden de mensen specifieke eisen voor de lucht: het moest zo en zo zijn, anders waren ze niet tevreden. Nu lijkt het ze niet meer uit te maken. Een grauwe, vage lucht kan door één iemand geschilderd worden, voor een echt heldere heb je een heel team nodig. Eens die optelsom was gemaakt, kon ik op zoek naar ander werk.”

​

“Vond u het dan eigenlijk een leuke job?”

​

“Moeilijk om te zeggen.” Hij begon met het sippen van zijn laatste voorraad thee. “Maar nu ik het zo allemaal uit de doeken heb gedaan, lijkt het mij wel duidelijk, of niet?”

​

Bij de buurman sprong de sproeier aan, tuffend in elke richting om te zorgen dat geen enkele vierkante millimeter bespaard bleef van het broodnodige vocht. Zijn reikwijdte was naar het schijnt zeker twintig meter, maar nog steeds ver verwijderd van mijn dorre toestand. Met messcherpe blikken nam ik zijn tas in het vizier en stelde mezelf gerust. Nog enkele slokken, hooguit twee of drie, en het aroma van zijn thee behoorde tot zijn slokdarmen. In mijn door uitdroging geteisterde hoofd schoot het me te binnen dat ik die laatste afstand kon overbruggen met een vraag die me al die weken had beziggehouden.

​

“Is dat eigenlijk ook de reden waarom u hier komt werken voor zo weinig geld?”

​

De schilder glimlachte een beetje kinderlijk, dronk ineens twee grote scheuten en veegde de laatste druppels van zijn lippen.

​

“U moet weten dat de lucht mijn eerste job was. Ik kreeg die aanbieding van iemand die ik had leren kennen op de afstudeerreceptie van mijn universiteit. Toen stond ik daar trots met mijn diploma Rechten. De week erop had ik een verfbostel in mijn handen. Hoeveel jaren ik uiteindelijk de lucht heb onderhouden , kan ik niet vertellen, maar door het aparte karakter van de taak voelde ik mezelf langzaam aangetast worden. Eens het afgelopen was, leek het de logica zelve dat diploma Rechten eindelijk nuttig te gebruiken, maar het kwam er niet uit: ik had geen zin iets anders te doen dan te schilderen, zelfs het loon ervoor liet me koud. Nog steeds, mevrouw, vraag ik mij af wat er precies is gebeurd tijdens mijn periode bij de Lucht: heb ik mezelf daar gevonden of ben ik mezelf net kwijtgeraakt? Feit is dat het mij niet meer veel uitmaakt wat ik doe, hoelang, voor hoeveel geld en of ik er aanzien mee vergaar. Die filosofie van de Lucht zal me mijn hele leven blijven achtervolgen.”

​

De tas had zijn bodem bereikt. Langzaam namen de dampen in onze omgeving af en voelde ik hoe een zacht briesje ons beiden van afkoeling voorzag. Gealarmeerd door zijn horloge stond de schilder op, verontschuldigde zich voor zijn royale onderbreking en beloofde het werkje binnen twee uren af te werken. Natuurlijk was ik elke minuut welkom om de progressie met eigen ogen te volgen. Ik bedankte hem en zei dat hij de tas op het aanrecht mocht achterlaten. Ik zou hem wel afwassen.

​

 

*

De schilder verbaasde me. Op minder dan anderhalf uur was de hele kamer van een nieuwe kleur voorzien, één die nog beter overkwam in mijn eigen huiskamer dan in de etalage van de verfwinkel. Ogenblikkelijk voelde ik de warmte en elegantie waar ik van had gedroomd sinds die eerste blik in hun interieurfolder. Dit was nu eens een omgeving waar je een kinderkamer van kon maken, een plek die, hoe diep je ook zat als volwassene, als herinnering diende dat het leven ooit mooi en simpel was. Of ik mijn kleine meid alles kon geven dat ze verdiende, wist ik niet, maar een prachtige leefruimte had ze al, zonder dat ze daar iets voor moest doen.

​

Van de schilder zelf was evenwel geen spoor. Blijkbaar was die geruisloos met zijn bestelwagen vertrokken, wellicht naar de volgende klant die zijn lage tarief niet had kunnen afslaan en hem liefst nog vandaag wilde zien langskomen. In zijn verdwijntruc was hij vreemd genoeg vergeten mijn drie verfborstels terug te geven. Zijn werk was evenwel zo prachtig gedaan dat ik er niet over nadacht erover te klagen tegen de verfwinkel. Er waren geen vegen op de muur, geen onnodige spetters op het raamkozijn, en, wonderbaarlijk genoeg, nergens op de ondergrond van kranten had hij ook maar één klein stipje verf gemorst.

bottom of page