top of page

In de Griekse mythologie was het Atlas die de hemel omhoog hield, in onze werkelijk-heid zijn het de vrouwen. Uit het zicht van velen zijn zij de steunpilaar van het leven die ons voor genoeg onheil behoeden. Van al hun onderbelichte verhalen gingen wij luisteren naar één van hen: onze Sterke Vrouw voor Internationale Vrouwendag. 

Achter elke sterke man staat een sterke vrouw, wordt er wel eens gezegd, maar zonder die man staat er vaak een nog sterkere vrouw. Jaeda (Een schuilnaam) valt perfect onder die categorie. Als vrouw zonder wettelijke papieren is België officieel niet haar thuis en omdat haar land van oorsprong - Marokko - niet in oorlog verkeert, is de kans ook klein dat ze die papieren ooit krijgt. Niet alleen die kwestie heeft haar verblijf in België getekend. In één zin valt haar situatie niet op te sommen, maar op haar appartementje staat een koelkast die vol hangt met magnetische letters, allemaal kriskras door elkaar, en dat illustreert het eigenlijk perfect: één grote chaos, maar zonder ooit het gehaal los te laten.


Vlaams praten
“Mijn eerste woonst in België was in Stabroek.”, vertelt Jaeda. “Daarvoor zat ik in Nederland bij familie nadat ik uit mijn thuisland gevlucht was. Ik had een Vlaming leren kennen en ik ging bij hem wonen. Omdat Stabroek vlak bij Nederland was, kon ik mijn familie vaak bezoeken. Het was geen slechte man, maar het was niet altijd makkelijk. Als je een relatie wil met iemand van een andere cultuur moet je een heel goede communicatie hebben en dat kost veel moeite. Het is een kwestie van elkaar te begrijpen, maar hij was veel te koppig. Ik had verstand van verschillende keukens zoals de Spaanse, Italiaanse en die van mijn thuisland, maar nee, hij wou alleen Vlaamse kost. Terwijl ik nog nooit Belgisch eten had gezien of gegeten.
Niet alleen het eten, ook mijn Vlaams moest in een vingerknip perfect zijn. In Nederland had ik al Nederlandstalige lessen gevolgd want als je de taal niet spreekt, kan je niet veel doen in het land. Alleen waren ze zo duur dat ik ze niet kon blijven betalen. Vandaar dat ik nog niet goed Nederlands kon praten en ik met hem in andere talen moest communiceren. Niet alleen hij, ook anderen waren veeleisend dat ik zo snel mogelijk Nederlands moest praten. Op taalvlak zijn Vlamingen echt wel extreem: geen Frans, geen Engels: Nederlands! Ik moet wel toegeven: toen ik later Nederlands leerde spreken en ik kwam iemand tegen die een andere taal sprak, zei ik meteen ‘Kan je geen Nederlands ofzo?’ Toen wist ik dat ik perfect ingeburgerd was! (lacht)”
 

Dakloosheid
Jaeda houdt het niet uit bij de man en verhuist naar Antwerpen. Waar ze in Stabroek de enige met allochtone roots was en veel blikken in haar richting kreeg, is ze in Antwerpen deel van de stad. Voor het eerst voelt ze zich geen uitgesloten buitenstaander in België. In de metropool vindt ze mensen van haar thuisland terug waarmee ze kan praten en die haar proberen helpen, maar daar beginnen ook de problemen. “Ik werd dakloos, en dat in de winter. Af en toe kon ik bij een vriendin blijven slapen en een paar nachten ook bij een man die ik amper kende. Eigenlijk wilde ik niet bij hem overnachten want hij probeerde altijd seks te hebben, maar ik had geen andere keuze. Het alternatief was op straat slapen. Elke nacht smeekte hij en probeerde bij me om seks te hebben. Gelukkig kon ik hem altijd afwimpelen met de belofte dat we het de volgende dag wel zouden doen, maar na drie nachten was ik weg en heb ik hem nooit meer teruggezien.

Na twee of drie weken kon ik bij een vrouw terecht waar ik bij kon slapen. We hadden wel geen douche of verwarming. Het was nog steeds winter dus we moesten dikke dekens om ons heen slaan en ons wassen met ijskoud kraantjeswater. Toen leerde ik mijn man kennen, een ongelofelijk vriendelijk iemand. Hij onderhield studentenwoningen en had er zijn eigen kamer, maar nadat zijn werkgever failliet ging, verhuisden we naar een appartement. Hij vond een nieuwe job en kreeg voorlopige papieren, maar ik was nog steeds ‘illegaal’. Daarvoor heeft de politie twee keer voor mijn deur gestaan – 1 keer met 12 agenten – bonkend en roepend “We weten dat je daar bent!”. Ik was doodsbang. Ze hebben nog een uur buiten staan wachten op me, en toen ze eindelijk weg waren, ben ik zonder schoenen naar buiten gelopen, weg van huis. Ik ben dan een maand lang bij een vriend blijven slapen, terwijl mijn man van toen de politie vertelde dat ik niet meer in het appartement woonde. Elke keer als ik ’s morgens de bel hoor gaan, overvalt me nog steeds een ongelofelijke angst omdat het altijd de politie kan zijn.”

Liefdestragedie
Jaeda's relatie bleef niet duren. Haar man raakte zijn voorlopige papieren kwijt. Ondertussen is hij een nieuwe relatie begonnen en heeft hij Belgische papieren. “We zijn niet met ruzie uit elkaar gegaan. Het ging puur om de papieren en dat was eigenlijk mijn idee. Ik zei hem dat we geen toekomst hebben samen. Dat we realistisch moesten zijn. Er is geen oorlog in Marokko, dus we hebben eigenlijk geen enkele geldige reden om hier te zijn. We zouden anders nooit aan die noodzakelijke papieren geraken. Natuurlijk vind ik het jammer. Ik had gehoopt dat we samen ons kindje konden grootbrengen, maar het is beter zo. Het is een goede man en hij zorgt nog altijd goed voor ons.  Hij staat steeds voor ons klaar als we hem nodig hebben. Zijn vriendin is aardig, ze kan geen kinderen krijgen dus ze zorgt extra goed voor onze zoon. Naar een oudercontact gaan we soms met z'n drieën. Onze zoon is elk weekend bij zijn vader omdat ik dan moet werken. Tijdens de week is hij bij mij omdat zijn school hier vlakbij is.
 

Gevangenis
“Zo'n vier jaar geleden pakte de politie mij op omdat ik geen bus ticket had gekocht. Mijn zoon was erbij, hij was zes maanden oud. We kregen controle en ik kreeg de keuze: ofwel direct cash betalen, ofwel zouden ze de politie bellen, maar ik had geen geld. Ik werd naar het politiekantoor aan de Oudaen gebracht. Mijn zoon werd gelukkig opgevangen door mijn ex...” Jaeda krijgt het moeilijk. Deze herinnering is bijzonder pijnlijk voor haar, “De politie zei dat ze me maar twee à drie uur zouden vasthouden, maar dat was het zeker niet. Ik heb een hele nacht in de cel gezeten. Het was de hel.

Alles moest ik afgeven, mijn tas, mijn telefoon en zelfs mijn bh. Ook mijn jas heb ik aan hen gegeven omdat ik dacht dat ik maar even moest blijven. Maar ‘s nachts werd het koud. Ik vroeg een deken, maar niemand antwoordde mij. Meer dan zeven uur heb ik in een cel gezeten op een harde betonnen bank. In de cel naast mij zaten luidruchtige alcoholisten. Ik was ontzettend bang. Allerlei vragen spookten door mijn hoofd. Wat doe ik hier? Waarom ben ik hier? Rond twaalf uur 's nachts kwamen er twee agenten naar mij die zeiden dat ik daar niet kon blijven. Ik dacht dat ik eindelijk naar huis mocht, maar ik werd gewoon naar een ander bureau gebracht, aan de Luchtbal. Ik voelde me net een crimineel. Er werden mugshots van mij genomen, ik moest vingerafdrukken geven en ik werd gefouilleerd. Ik was verschrikkelijk aan het huilen. Ze brachten mij naar een piepkleine cel. Een hele dag had ik niets gegeten. Toen ik ernaar vroeg kreeg ik enkel water en een koekje. De nacht was verschrikkelijk. Slapen kon ik niet, omdat ik een hele tijd aan mijn zoon moest denken.” 

Jaeda praat er niet graag over. Ze heeft het voorval duidelijk nog niet helemaal verwerkt. Plots komt haar ex-man haar appartement binnen. Hij komt een paar spullen afzetten. Ze hebben duidelijk nog steeds een goede band met elkaar. “Hij zorgt nog altijd voor ons,” vertelt ze met een glimlach. Als de vader van haar kind terug vertrekt, vervolgt ze haar verhaal, “De volgende ochtend stond ik bij een vriendelijke agente. Zij heeft me laten gaan, maar raadde me aan om mijn woonplaats te veranderen. Tot op de dag van vandaag woon in nog steeds op dezelfde plaats. Het maakt niet uit wat er gebeurt, ik blijf hier en ik ga mij niet laten doen. 

Vrijwilligerswerk
Jaeda is een bezige bij en wil hier haar leven opbouwen, “Ik doe vrijwilligerswerk bij bond zonder naam, rechtop en ik zit bij het vrouwenhuis. Af en toe werk ik. In het weekend geef ik Arabische les in de moskee en ik help bij OTA, het ondersteuningsteam allochtonen in Antwerpen. Daar ben ik tolk voor kinderen van ouders die geen Nederlands spreken. Ik word er gelukkig van als ik mensen kan helpen.”

“Ik kan amper mijn huur betalen, maar ik ben gelukkig. Ik heb alles. Wat mis ik? Er zijn mensen die het veel erger hebben dan mij. Mensen gevlucht zijn uit oorlogsgebied. Die het lot van hun familie niet kennen. De mensen in Somalië of Ethiopië hebben niets om te eten. Ik heb een slimme zoon en het is een pak van mijn hart dat hij nu Belgische papieren heeft. Vroeger werd hij daarvoor gepest op school. Wil ik papieren krijgen, zal ik eerst met een Belgische man moeten samenwonen. Dat is mijn enige optie. Maar ik ben niet bang meer. Het leven is zoals een trap. Je moet klimmen tot je de top bereikt. Ik ben nog lang niet boven, maar ik ben onderweg.”
 

8 maart: internationale â™€- Dag

 8 maart 2017 - Hanneke Stoffels & Joran M.C. Simoens
bottom of page